Meditatie, 7 mei 2021

“Vasthoudend” geloof of “vastgehouden” worden.

Ik heb in mijn leven vreselijk mijn best gedaan om mijn geestelijk leven en mijn vasthoudend geloof vorm en inhoud te geven. Toch moest ik bij tijd en wijlen toegeven dat het als water  door mijn handen wegliep, alsof ik “het niet kon pakken”. Een rare en vreemde gewaarwording.  Heel langzaam begon ik toe te geven dat het me niet lukte, hoe hard ik ook mijn best deed.  Ik had mijn overtuiging nog wel maar het was alsof mijn geloof bij me vandaan aan het glijden was.

De vraag is natuurlijk: “wat is dan het verschil tussen je overtuiging en je geloof?”.  Met met mijn overtuiging bedoel ik dat ik het christelijk geloof met mijn verstand en wil beaam.  Met mijn geloof bedoel ik  mijn persoonlijk vertrouwen op mijn Hemelse Vader. Geloof en overtuiging zijn natuurlijk onlosmakelijk verbonden, maar de een is meer abstract rationeel en de ander meer persoonlijk en relationeel.

Ik heb de ervaring dat je “het niet kunt pakken” achteraf gezien als een soort Godsverduistering ervaren. In zeg erbij “achteraf gezien” want als je erin middenin zit is het verwarrend, onsamenhangend en soms ook benauwend.  Ik heb verschillende auteurs gelezen die over deze soms langdurige ervaring hebben geschreven en dat heeft me ontzettend bemoedigd.  In de christelijke mystiek wordt hier uitgebreid over geschreven als de “Donkere nacht van de ziel”. Ook de biografie van Moeder Theresa laat zien dat ze vaak door lange periodes van Godsverduistering werd gekweld.

Een enorme eyeopener was de opmerking ( waarschijnlijk in een van de boeken van Philip Yancey) dat de ervaring van Godsverduistering te maken heeft met het feit dat je gewoon God mist. Dat je Hem niet kunt vinden door wat voor oorzaak dan ook. Het is het verlangen naar de ontmoeting met God maar die op een of andere manier niet tot stand komt en die je het gevoel geeft tegen een muur te praten.

Op het diepste punt riep ik uit naar God  “Als U me niet vasthoudt dan is alles verloren, maar het lukt míj niet meer”.  Merkwaardig genoeg stortte ik niet in een geestelijke afgrond maar ontstond er langzamerhand het ontspannend vertrouwen;  “ik word vastgehouden”. God laat niet los want zijn hand begon ook al heb je zelf niet meer de geloofs- of wilskracht om vast te houden.

Peter Dijkstra