Meditatie, 4 december
De kaalvreter
Ik heb een prachtig boek gelezen: De kaalvreter van Machteld Siegmann. Het gaat over een Joodse vrouw (Leie) die als kind is opgevangen in een boerenfamilie, terwijl haar ouders zijn weggevoerd naar Duitsland. Als volwassen vrouw leidt ze een ogenschijnlijk normaal leven tot de demonen van haar verleden haar inhalen en ze in een depressie raakt. Het gaat in deze meditatie niet om het precieze verhaal maar om de achtergrond van het boek.
Het is de debuutroman van Machteld Siegmann die in een interview in het Parool dit zegt: “Ik wil een kaal, puur geloof en dat houdt me erg bezig, het voegt ook een extra laag toe aan het karakter van mijn personage. God houdt van zijn volk, is het idee – maar hij stuurt er wel kaalvreters op af. Kun je nog geloven als je heel moeilijke dingen meemaakt? Dat is iets waarover ik mezelf bevraag en wat ik in mijn boek bevraag.”
En dat is wat mij raakte in het boek. Leie wil stoppen met leven (maar dat gebeurt niet) en trekt aan het eind deze conclusie: En op een zeker moment doe je de deur op een kier en ontdek je dat er in de nacht iets voor je is neergelegd. Een bundeltje verwachting. Het kleine begin van hoop. De ongehoorde gedachte dat het leven daar is waar je het het laatst verwachtte.
Siegmann zegt dat ze geïnspireerd is door het boek Mijn heldere afgrond van dichter Christian Wiman, die beschrijft hoe hij juist in de pijn van een ernstige ziekte dichter bij God komt.
Het raakt ook aan wat de Jezuïet Karl Rahner zegt in zijn boekje: Waarom laat God ons lijden. Hij stelt dat alleen in onze overgave aan God die vraag verloren gaat en alleen dan kunnen we het antwoord vernemen en kan Hij de duistere afgrond van het lijden verlichten.
Het lijkt tenslotte op wat theoloog Bram van der Beek zegt In Lichtkring om het kruis. Het is echt door lijden heen tot heerlijkheid, dat was het plan van God met deze wereld vanaf het begin.
Ik herken bij al deze schrijvers de worsteling waarin ik zelf regelmatig verzeild raak. Lijden (op welk gebied dan ook) is niet wat je wil. Het roept angst op, of verdriet of boosheid of pijn of een combinatie van allemaal. Het is niet heldhaftig of groots en het lijkt vaak geen hoger doel te dienen. Ik wil er meestal gewoon snel vanaf. En toch herken ik soms (ik maak het niet mooier dan het is) wat de schrijvers zeggen: In de nacht ligt de hoop, in het duistere dal vinden we God. Hij is daar ook, of juist daar. En soms is er dan rust en vrede door alles heen. Of zelfs een ongehoord nieuw perspectief. In deze wonderlijke wereld geeft dat mij telkens weer troost.
Margriet Hidding