Meditatie, 30 oktober

‘Zij die in tranen zaaien’

Misschien weet je direct om welke psalm het gaat als je deze woorden leest. (Ik zou het niet geweten hebben overigens.) Inderdaad, Psalm 126. ‘Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich.’ Deze tekst kreeg ik deze weken onder ogen omdat ik mij moest voorbereiden op de cantatedienst van 1 november in de Nieuwe Kerk, met koorwerken voor Allerzielen van Heinrich Schütz en Johann Hermann Schein. Het eerste motet heeft Psalm 126:5-6 als tekst.

Psalm 126 is een pelgrimslied, dat gezongen werd als de Israëlieten naar Jeruzalem gingen om daar in de tempel een van de grote feesten te vieren. Een lied voor onderweg, een lied ‘tussen herinnering en verwachting’, las ik ergens.

Het begin is vrolijk: ‘Toen de HEER het lot van Sion keerde, was het of wij droomden, een lach vulde onze mond, onze tong brak uit in gejuich.’ Je wordt er zelf blij van als je dit leest, al weet je niet precies waar het over gaat. Een totaal onverwachte gebeurtenis, het lijkt wel een droom. Je lacht, misschien wel omdat je nauwelijks kunt geloven wat er gebeurt. Dit is zo bijzonder, je moet erover praten, roepen, juichen.

De bevrijding uit Egypte was zo’n gebeurtenis. De terugkeer uit de ballingschap. Denk ook aan Jezus’ opstanding, zijn volgelingen hadden het niet zien aankomen. Jezus leeft! Ze kunnen het van blijdschap niet geloven en zijn stomverbaasd. Het duurt even voordat er gejuicht wordt, zo overrompeld zijn ze. Is het niet prachtig?

Maar ja, dat was vroeger. De situatie is nu totaal anders. We zijn nog steeds het volk van de opgestane Heer. Maar valt er veel te juichen? Zeker, het evangelie van de opstanding is de hele wereld overgegaan. In veel landen zijn volgelingen van Jezus te vinden. Maar floreert de kerk overal? In Europa zeker niet. In Turkije is bijna niks meer terug te vinden van al die gemeentes die Paulus gesticht heeft. In Noord-Korea is het leven voor christenen ronduit verschrikkelijk (en vaak ook voor niet-christenen trouwens), en er zijn meer plekken waar christenen het zwaar hebben. En donderdag werden we opgeschrikt door het verschrikkelijke nieuws over een aanslag in een kerk in Frankrijk.

Zitten we nu in een periode van ‘in tranen zaaien’? In sommige landen hebben christenen het verschrikkelijk moeilijk, in ons land hebben we het zo goed dat christen-zijn geen moeite kost, en wel of niet geloven eigenlijk weinig lijkt uit te maken. We hebben het beter dan ooit, maar tegelijk is er de dreiging van het coronavirus en zitten we midden in een klimaatcrisis. En we vragen ons af: wat blijft er nog over van de christelijke gemeenschap als de coronacrisis voorbij is?

‘In tranen zaaien’. Het is een beeld dat in alle tijden, op allerlei plekken, in uiteenlopende situaties geldt. Wat is de realiteit soms hard, en wat kan de toekomst donker lijken. Maar de psalm houdt daar niet op. ‘Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich.’ De dromen zijn nog geen werkelijkheid geworden. Soms lijkt het leven zelfs meer op een nachtmerrie. Maar als God zo in het verleden opgetreden is, als redder en bevrijder, dan gaat hij dat weer doen. Dan is er toekomst.

Helemaal als je bedenkt dat Christus als eerste is opgestaan. Ook al een beeld dat uit de landbouw komt, net als het zaaien en oogsten. Dat is nog maar het begin van de oogst. De rest moet nog komen. Dat idee past helemaal bij deze psalm, die hardnekkige hoop die er is, ook als het huilen je nader is dan het lachen. Als het leven hard is, en de toekomst er menselijkerwijs gesproken helemaal niet rooskleurig uitziet. Die hardnekkige hoop, die niet komt door zelfoverschatting, of omdat we niet om ons heen kijken, maar door Jezus Christus, onze Heer, die de opstanding en het leven is. Door God, die we hebben leren kennen als ‘de Vader die zich over ons ontfermt, die God die ons altijd troost en ons in alle ellende moed geeft’ (2 Korintiërs 1:3,4).

Dick Mak