Meditatie, 23 maart

Eenzaamheidsvirus

‘Het coronavirus kunnen wij niet stoppen. Het eenzaamheidsvirus wel!’, zei koning Willem-Alexander afgelopen vrijdagavond in zijn toespraak.
Er zijn inderdaad online communicatiemiddelen, de telefoon of de post, zoals de koning zei. En die moeten we vooral ook maximaal inzetten om het eenzaamheidsvirus te bestrijden.

Maar het blijft natuurlijk wel behelpen. En dat in een tijd dat persoonlijk contact juist heel belangrijk is. Als mensen ziek worden door het coronavirus. Als je je baan of je inkomsten kwijtraakt. Als mensen die toch al eenzaam zijn, nog meer geïsoleerd raken. Als mensen op sterven liggen, en afscheid willen nemen. Als je het nieuws op TV of internet volgt, als je de vele schrijnende verhalen leest in de kranten, dan merk je hoeveel behoefte er is aan troost. En troost, die voel je  vaak het meest in de nabijheid, die nu juist zoveel mogelijk vermeden moet worden, fysiek althans.

Eenzaamheid is zwaar. Ik hoor het soms van ouderen die vaak hele dagdelen geen mens zien of spreken. Het bleek uit wat een spoedarts vertelde over een man die een paar duizend euro in contanten mee had genomen naar het ziekenhuis, om desnoods aandacht of nabijheid van iemand te kunnen kópen, zodat hij in zijn moeilijke of laatste momenten niet aan zichzelf overgelaten zou zijn.

Eenzaamheid is ook niet iets dat pas in deze individualistische tijd de kop opsteekt. In Psalm 27:10 staat: ‘Al verlaten mij vader en moeder, de HEER neemt mij liefdevol aan.’ Als kind door je vader en moeder verlaten worden, dat moet een traumatische ervaring zijn. Niet gewenst, niet geliefd zijn. Maar, zegt de dichter van Psalm 27, de Heer neemt mij liefdevol aan. Ook als er geen enkel mens meer naast mij staat, dan kan ik ervan overtuigd zijn: God staat naast mij, en houdt van mij.

Daarom vraagt de dichter: ‘Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang, wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, hem te ontmoeten in zijn tempel’ (Ps 27:4). Nu gaat het misschien wat ver om de aula van het Willem Lodewijk Gymnasium met het huis van de Heer te vergelijken, maar het is toch wel de plek waar we elke zondag als gemeente (door Paulus ‘Gods tempel’ genoemd) bij elkaar komen. En die plek is nu even niet toegankelijk.

Gelukkig zijn we voor het ervaren van Gods nabijheid niet afhankelijk van de gemeente. Tegelijk is het ook zo dat we Gods liefde soms heel sterk kunnen ervaren door de liefde en de aandacht van anderen. We moeten dus maar heel creatief zijn in het tonen van die liefde en aandacht. Aan elkaar als gemeenteleden, en aan elkaar als buurt-, dorps- en stadgenoten. Niet omdat Gods aanwezigheid in het leven van anderen helemaal afhankelijk is van die van ons. Wel omdat dit hoort bij ons mens-zijn en bij de roeping die God ons geeft.

Dick Mak