Meditatie, 19 maart 2021

Gods grootheid

‘Groot is de HEER, hem komt alle lof toe, zijn grootheid is niet te doorgronden’, zegt Psalm 145:3. Op allerlei manieren maakt de bijbel duidelijk dat God groot is. Zijn grootheid is te zien in de schepping, in de wonderen die hij doet. ‘Laten zij getuigen van uw geduchte daden, ook ik wil van uw grootheid vertellen’ (Psalm 145:6). Als God deze wereld, dit heelal, gemaakt heeft en draagt, dan moet hij wel onmetelijk groot zijn.

Komen we God dan alleen tegen in de indrukwekkende dingen? Grootste natuurervaringen, geboorte van nieuw leven, wonderbaarlijke genezingen, in rijkdom en overvloed? Of is God ook, of misschien wel juist, te vinden in de kleine dingen, in ontmoetingen met mensen, en in ervaringen van lijden en verdriet?

We leven in de veertigdagentijd. Een tijd waarin we stil staan bij Jezus’ leven, lijden en sterven. Ook daarin is Gods grootheid te zien. In het eerste hoofdstuk van het Johannesevangelie wordt over Jezus gezegd: ‘Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader’ (vs 14).

Dan kun je denken aan de wonderen die Jezus gedaan heeft. Als Jezus er op een bruiloft in Kana op een bijzondere manier voor zorgt dat water wijn wordt, staat er: Jezus ‘toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in hem’ (Johannes 2:11). En zo heeft Jezus veel meer dingen gedaan waar mensen diep van onder de indruk zijn.

Maar zelfs in zijn lijden en sterven is Gods grootheid te zien. Het openingskoor van de Johannes-Passion van J.S. Bach heeft het ook over Gods grootheid, of zijn heerlijkheid. De tekst van het middendeel luidt zo: ‘Zeig uns durch deine Passion, daß du, der wahre Gottessohn, zu aller Zeit, auch in der größten Niedrigkeit, verherrlicht worden bist!‘ (Toon ons door uw lijden, dat u, de ware Zoon van God, altijd, zelfs in de grootste vernedering, verheerlijkt bent / groot gemaakt bent.)

Vlak voordat Jezus gevangengenomen en gekruisigd wordt, zegt hij dat zo tegen zijn leerlingen: in wat er nu gaat gebeuren wordt Gods grootheid zichtbaar (Johannes 13:31-32). En die grootheid is niet alleen te zien in Jezus’ opstanding en hemelvaart, maar ook al in zijn vernedering aan het kruis. Juist op dat moment blijkt dat God met ons is. Dat hij bij ons is in ons lijden. Dat hij het kwaad overwint.

Daar moet ik aan denken als ik naar het openingskoor van de Johannes-Passion luister. Dat vind ik heel troostend. God lijkt op het moment van de kruisiging volstrekt afwezig. Jezus roept uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Jezus die sterft aan een kruis, is dat niet het toppunt van verlatenheid en troosteloosheid? Ja, het is inderdaad verschrikkelijk. Maar tegelijk is het een gebeurtenis die hoop geeft. Waarvan we achteraf kunnen zeggen: Nergens is Gods liefde voor ons beter te zien dan daar. Dat is het toppunt van Jezus’ liefde voor ons. Hij is in zijn liefde voor ons tot het uiterste gegaan.

Dat maakt Jezus’ kruisiging en sterven niet opeens mooi. Het blijft een gruwelijke, huiveringwekkende gebeurtenis. Kerst is al geen romantisch verhaal. Goede Vrijdag al helemaal niet. En toch: Góede Vrijdag. Onbegrijpelijk.

Het lijden in deze wereld, in het leven van anderen en van onszelf, wordt er ook niet mooi van. Dat blijft hard en moeilijk en zwaar, verschrikkelijk soms. Maar God staat daar in zijn grootheid niet buiten of boven, ook al kan dat wel zo voelen. Met de woorden van lied 556:3:

Jezus, de haard van uw aanwezigheid
zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken.
Gij gaat vooraan, Gij zult ons niet ontbreken,
Gij hogepriester in der eeuwigheid.

Dick Mak