Meditatie, 14 augustus

Het dichtst bij Jezus

Wat geloofden de eerste christenen van Jezus? Je hoort wel eens van mensen die zeggen dat de informatie die we over zijn leven hebben nogal tegenstrijdig is. In de evangeliën is de chronologie van gebeurtenissen bijvoorbeeld verschillend. Maar dat niet alleen. Ze laten ook zien hoe vroegchristelijke gemeenschappen verschillende ideeën hadden over de betekenis van Jezus’ leven.*

De eerste drie evangeliën presenteren Jezus als een leraar en wonderdoener die de nabijheid van het koninkrijk van God aankondigt. Ze leggen ook eigen accenten. Marcus, het oudste evangelie, is het meest rudimentair. Het focust vooral op actie, die in hoog tempo opbouwt naar de climax: Jezus’ lijden en dood. Mattheüs is gericht aan een Joods publiek. Het laat Jezus zien als een tweede Mozes, die de wet komt versterken en een diepere betekenis geeft (zie de Bergrede). Lucas, geschreven voor een niet-Joods publiek, benadrukt Jezus’ aandacht voor de armen en het werk van de heilige geest. Johannes, ten slotte, is het enige evangelie dat Jezus expliciet gelijkstelt aan God. Het spreekt over Jezus met de kenmerkende spirituele en mystieke taal van Jezus als de weg, de waarheid en het leven; wie Jezus ziet, ziet de vader; wie hem niet erkent, erkent de vader niet, enzovoort. Zo zie je dat de evangeliën behoorlijk verschillende visies op Jezus geven. Hoe moeten wij hem dan zien?

Het helpt voor critici ook niet mee dat de evangeliën vrij late documenten zijn. De geleerden zijn het niet helemaal eens, maar algemeen wordt aangenomen dat Marcus geschreven werd rond het jaar 70, Mattheüs en Lucas waarschijnlijk rond 90, en Johannes misschien pas rond het jaar 100. Dus zo’n zeventig jaar na Jezus’ leven.

Sommige mensen zeggen daarom: de mensen uit Jezus’ eigen tijd zagen hem vooral als een bijzonder mens, een door God geïnspireerde leraar, een profeet – maar wel een mens. Rond het jaar 30 liepen er zoveel predikers rond in Judea die verkondigden dat het einde van de wereld nabij was. Volgens die critici zouden Jezus’ volgelingen hem pas decennia na zijn dood een hogere status hebben toegedicht, als redder van de wereld, die de relatie tussen God en mensen herstelde. Begrijpelijk misschien vanuit hun gezichtspunt, maar ook een vorm van wensdenken. Niet iets waar je als eenentwintigste-eeuwer nog van wakker hoeft te liggen.

Daarom is het zo boeiend dat je op andere manieren wel dichterbij het geloof van de eerste christenen kunt komen. De evangeliën die we nu hebben zijn niet de eerste bronnen over de jonge Jezusbeweging. De vroegste documenten die we hebben zijn de brieven van Paulus, geschreven in de jaren 50 -57. Aan deze brieven kun je zien hoe levendig de beweging vanaf het eerste begin was. Omdat je het verhaal zo goed kent verbaast het je niet meer, maar als je het op je laat inwerken is de uitbarsting van activiteit overdonderend. Binnen tien jaar na Jezus’ leven waren er al christelijke gemeenschappen in Jeruzalem, Antiochië, Efeze, Korinthe, Thessaloniki, Cyprus, Kreta en Alexandrië. Zelf in Rome was er tegen die tijd al een gemeenschap. Rond het jaar 55 kon Paulus hun al brieven schrijven met een vrij stevige theologische inhoud, zonder dat hij er zelf ooit was geweest. Ze waren al behoorlijk goed onderlegd, daar in Rome.

Hoe kwamen zij aan hun informatie? In die vroegste periode ging veel van de overlevering van Jezus’ boodschap mondeling, of via documenten die nu verloren zijn gegaan. Het is dus niet zo verwonderlijk dat verschillende gemeenschappen verschillende accenten legden. De boodschap van Jezus had hen overweldigd, maar niemand kon in korte tijd de volledige betekenis van Jezus’ leven onder woorden brengen. Daarom zie je ook dat de evangeliën verschillende interpretaties van Jezus’ leven geven. Ook al zien zij verschillende dingen, door hun ogen krijgen we juist een zo compleet mogelijk beeld van hoe de vroege christenen Jezus zagen.

Via de brieven van Paulus krijgen we een intiem inkijkje in het geloof van die vroege gemeenschappen. Op een paar plekken kun je zien dat Paulus verwijst naar een christelijke traditie die al bestond toen hij zijn brieven schreef. Een van die gedeelten komt uit 1 Korintiërs (15:3-4), en gaat over de essentie van het geloof. Paulus schrijft over de christelijke boodschap die tot hem is gekomen:

‘Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat.’

Dat is de kern voor die vroege gelovigen. Jezus is gestorven voor onze zonden, begraven en op de derde dag opgewekt.

Een andere echo van die vroegste christelijke traditie vinden we in een paar verzen uit Filippenzen (2:6-11). Het zou goed kunnen dat ze teruggaan op een hymne die al in de vroegste gemeenten gezongen werd. Dat betekent dat het zo ongeveer de oudst bekende hymne over Jezus is. Hij luidt als volgt:

Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.
En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,
opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.

Deze twee passages zijn een belijdenis van de essentie van het geloof en een hymne op Jezus, van nog voor de tijd dat kerkgeleerden begonnen uit te pluizen hoe verlossing precies werkte, en een ingewikkeld theologisch systeem rondom Jezus hadden gebouwd, dat hem soms bijna aan het zicht onttrok. En uiteindelijk, na tweeduizend jaar theologie, is Jezus nog steeds een mysterie, waar we geen vat op hebben en dat niemand uit kan leggen. Steeds opnieuw moeten we blijven doordenken wat zijn betekenis is geweest en vandaag is. Wel is duidelijk hij die vroegste christenen overweldigd had, en hun hele leven had omgegooid. Net als wij begrepen zij het ook niet precies, maar ze klampten zich aan zijn boodschap vast en stelden er hun hoop op. Ze verwachtten het van hem. Je hoort ze bijna zingen.

*Zie bijvoorbeeld John Barton, De Bijbel: het boek, de verhalen, de geschiedenis (De Bezige Bij, 2019)

Arend Elias Oostindiër