Meditatie, 1 januari

Psalm 90

Het nieuwe jaar komt eraan, het oude laten we achter ons, en nog nooit was het zo hoopvol dat we dingen in het leven achter ons konden laten. Wat we ook bezig zijn achter ons te laten, is de traditie om op oudejaarsavond psalm 90 te lezen, wat in veel gereformeerde gezinnen decennia achtereen gebeurde (al heb ik het niet meer meegemaakt). We gingen biddend het jaar uit, en moesten nog even met de neus op de vergankelijkheid worden gedrukt: een mensenleven is maar kort, we lijden meer wel dan niet en dan vergaan we tot stof; God is oneindig en we moeten zijn toorn vrezen. Als we dat doen, kunnen we de dagen die ons resten misschien nog tellen op een manier die betekenis heeft.

Waar de traditie vandaan komt om met Oudjaar deze psalm te lezen is niet helemaal duidelijk (al is het thema natuurlijk toepasselijk). Van oorsprong was Oudejaarsdag niet per se een christelijke feestdag. Hoe hebben we die seculiere feestdag toch weten te kerstenen? Rondzoekend stuitte ik op een artikel uit Trouw van 1 januari 2000, waarin geleerden zeggen dat de traditie waarschijnlijk ontstaan is naar aanleiding van een synodebesluit uit 1817. De synode riep op het jaar kerkelijk af te sluiten, ter ‘verbetering van den openbaren godsdienst’. Oudejaarsdag, een dag die ‘telkens een aanmerkelijk tijdperk van het menschelijk leven’ besluit, was bovendien ‘bijzonder geschikt om ons te stemmen tot ernstig nadenken op ons zelve, en over de wegen van God met ons gehouden.’* Zo kwam in de loop van de achttiende eeuw de traditie erin thuis de psalm te lezen.

Zoekend naar inspirerende verzen in de psalm, werd het me wat zwaar te moede. Ik hoorde de gereformeerde huisvader al in alle ernst donderen over Gods toorn, de vergankelijkheid, en de nietigheid van het menselijk bestaan: ‘U doet de sterveling terugkeren tot stof, u vaagt ons weg als gras, wij komen om door uw toorn. Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als we sterk zijn. Het beste daarvan is moeite en leed, het gaat snel voorbij en wij vliegen heen.’ Alsof onze calvinistische betovergrootvaders de psalm zelf hadden opgesteld om nog maar eens te benadrukken hoe zondig de mens was, hoe vluchtig zijn bestaan. Dat we leven in de schaduw van Gods toorn, die we ook nog eens stelselmatig onderschatten. Vrij zware kost. Waarom niet psalm 91 gelezen, die toch met de voorgaande een brug vormt, en die meer spreekt over dankbaarheid. We zingen hem vaak in de versie van Sela: Mijn toevlucht. Wie in de beschutting van God leeft gaat het goed, geen pijl zal je treffen. God is met je, zoals hij zelf heeft beloofd. Dat klinkt toch een stuk hoopgevender, inspirerender, troostvoller. Maar die 90, in alle heftigheid en zwaarheid – het is natuurlijk wel zo, maar lees ze dan liever allebei, dan sluiten we in elk geval positief af.

Maar toen ik wat beter las, viel me op dat de dichter (‘Mozes’) zich van een vrij grote afstand tot God verhoudt, eerder dan dat hij ons de les leest over de vergankelijkheid van het leven. Hij zet eerst uiteen hoe groot God is: ‘Nog voor de bergen waren geboren, voor u aarde en land had gebaard – u bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.’ In dat licht is zijn schets van het menselijke bestaan bijna een klacht. U zo oneindig, wij zo vergankelijk. En bovendien zien we zo weinig van u. De dichter wendt zich tot zijn godheid en ervaart een gigantische afstand: je kunt praten en bidden, maar God blijft ver weg. Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid, wij vergaan in een vloek en een zucht. We moeten leven in een wispelturige wereld, waarin de vergankelijkheid op de loer ligt, al proberen we die op afstand te houden. We moeten dealen met het leven dat te groot voor ons is, en ons verhouden tegenover een God die ook te groot is om te begrijpen: een ongrijpbare en onzegbare God.

Toen ik dat zag, vond ik het opeens heel troostrijk. Die dichter van een jaar of 2500 geleden ervaart een gevoel dat heel dicht bij het onze kan liggen: hij is overweldigd door het leven, zoekt naar God, maar kan hem niet altijd zien en zoekt woorden om zich tot hem te verhouden – allemaal dingen die ik zelf ook vaak heb, zeker het afgelopen jaar. En wat vraagt hij dan? Ook al zo mooi: hij vraagt God om iets te laten zien, zodat hij en zijn kinderen kunnen zingen en jubelen. En de wijsheid in het hart om zijn dagen op een juiste manier te tellen.

Als het afgelopen jaar me van een ding doordrongen heeft, is het dat het leven eerder ons leeft dan wij het leven zelf. We hebben allemaal ervaren dat je kunt plannen en verzekeren wat je wilt, maar dat er altijd iets onvoorziens kan gebeuren waardoor alles je toch uit de handen glipt – dingen die iedereen in het leven meemaakt, en de we nu collectief hebben beleefd. Desondanks proberen we daar positieve toekomstverwachtingen aan te verbinden. Meteen waren er dit voorjaar optimistische analyses dat de pandemie ons zou doen inzien hoe het anders moest: meer aandacht voor klimaat en duurzaamheid, meer oog en zorg voor elkaar, de uitwassen van het neoliberale systeem aanpakken en kwetsbaren beschermen. Inmiddels is ook te lezen dat we verrassend en teleurstellend snel weer gaan terugvallen in het oude normaal, zodra het kan. Op zich is het mooi als we de pandemie kunnen gebruiken als springplank naar een betere wereld, maar tegelijk volgt wat er gaat gebeuren niet noodzakelijk uit wat er nu is, ook al zou ik dat soms graag kunnen overzien – het is afhankelijk van omstandigheden, toeval, en dingen die we van tevoren niet hadden bedacht.

Dan is het troostrijk dat de dichter van psalm 90 die gevoelens ook verwoordt, en zoekt naar betekenis in zijn wereld en verbinding met zijn God, die hem beide boven de pet gaan. Soms is het goed om de vraag te laten bestaan, en na te denken hoe de dingen zich tot elkaar verhouden zonder dat je dat meteen kunt overzien. En zonder dat je meteen naar 91 hoeft, waarin alles goed komt, er altijd hoop is, een duidelijk verhaal. In psalm 90 is de werkelijkheid nog even chaotisch en het antwoord is er niet meteen. Dat ik me in die dichter kan herkennen vind ik troostrijk. En dat er ook zonder duidelijk antwoord toch hoop is, is hoopvol. Daarom is het fijn dat daarna 91 volgt, zoals gevoelens in het leven elkaar ook afwisselen, en je weet dat er op een dag wel weer een ander perspectief zal zijn. Hebben we toch nog twee psalmen voor de prijs van een.

* https://www.trouw.nl/nieuws/de-teloorgang-van-een-protestants-huisritueel~b0c5b25b/

Arend Elias Oostindiër